zender + modulator

VFO + FM modulator

Onder v.l.n.r.: ijkoscillator, zender, schakelpaneel, ontvanger. Boven v.l.n.r.: Voeding VFO + VFO. Voeding voor zender en ontvanger rechts buiten beeld.

Na een aantal experimenten met lichtzenders, UAEM en enkele kleinschalige minder legale activiteiten kwam ik in contact met een groep legale zendamateurs van de VERON, die mij op het rechte pad hielden door het goede voorbeeld te geven en mij aanmoedigden een zendmachtiging te behalen - hoe ging dat zo rond 1970?

Er bestonden in die tijd drie soorten machtigingen: A, B en C. De A-machtiging - waarvoor een examen in het seinen en opnemen van morsetekens verplicht was - gaf toegang tot alle amateurbanden met een maximum toegestaan vermogen van 150 Watt, De B-machtiging idem maar dan met 50 Watt en de C-machtiging gaf toegang tot de banden vanaf 144 MHz en hoger met 50 Watt. Het aantrekkelijke van de C- machtiging was dat hiervoor geen morse examen hoefde te worden afgelegd. Een A-machtiging kostte jaarlijks Fl 20, een B- en C-machtiging Fl 15. Ik ging op voor de C-machtiging.

De machtigingsvoorwaarden besloegen in die tijd welgeteld 20 artikelen, verdeeld over 7 bladzijden A4. Ik heb ze ingescand: “Machtigingsvoorwaarden als verbonden aan amateur-radiozendmachtigingen” klik hier De exameneisen waren samengevat op vier kantjes A-4: “Programma Amateur-Radiozendexamen Techniek”. klik hier

Alhoewel lid van de VERON kwam ik in het bezit van de “Cursus voor Radio Zendamateurs” uitgegeven door de VRZA, een “collega vereniging” van de VERON. De 3e druk van mei 1970, er is veel veranderd in 50 jaar.... Leuk om weer eens na te lezen, klik hier

De examens werden afgenomen in Den Haag. Ik was op 29 april 1971 aan de beurt. Het examen werd individueel en mondeling afgenomen door naar ik mij herinner, 3 personen. Twee heren van de PTT die de vragen stelden, en één gecommitteerde van de VERON. Bij goed gevolg - dat werd vrijwel direct medegedeeld - volgde de vraag welke roepletters je in gedachten had. Daarna werd ter plekke een lijst geraadpleegd waarin vermeld was welke roepletters al uitgegeven waren en welke dus nog vrij waren. De prefix was toen altijd PA 0, dus dat lag vast. Ik weet niet of de twee-letter calls “op” waren, maar de drie-letter call van mijn eerste keuze, VBR, was nog vrij en werd direct genoteerd. Zo werd het dus PA 0 VBR.

Het feit dat je geslaagd was betekende nog niet dat je direct een zender mocht bouwen en in werking stellen. Dat waarvoor je examen had afgelegd was een “Verklaring van bevoegdheid voor het bedienen van een amateurzender”. Je mocht vanaf dat moment een zender bedienen, iets wat daarvoor nog verboden was. Je kon dus legaal gebruik maken van de zender van een collega-amateur.

Vrij kort daarna volgde niet alleen de schriftelijke bevestiging van het examen, maar ook een aanvraag voor het opstellen en in werking brengen van een zend-installatie op het opgegeven huisadres. Daarna werd je geacht binnen 6 maanden een werkende zender ter keuring aan te bieden, een termijn die probleemloos te verlengen was. Op 11 januari 1973 werd mijn inmiddels gereed gekomen zender ter keuring aangeboden en werd goedgekeurd. De keuring verliep probleemloos. Je moest kunnen aantonen dat je binnen de amateurband bleef en ongewenste uitstralingen werden gecontroleerd met behulp van een breedband-ontvangertje waarmee op enige afstand van de antenne werd geluisterd. Misschien was het allemaal zo eenvoudig omdat het maar een kleine zender met laag vermogen ( 1 Watt) was....

Wel was je verplicht de gemaakte verbindingen en opgeroepen stations te noteren in een logboek zodat - b.v. in geval van storingen - kon worden nagegaan wanneer je in de lucht was geweest. Je kon een mooi en stevig logboek bij de VERON kopen. Ik heb het nog ergens bewaard.

Ik vond het schema van de zender terug. De opbouw van de zender was als volgt: een VFO met een frequentie van 12,00 tot 12,16 MHz. Dat signaal werd in drie stappen versterkt en in frequentie vermenigvuldigd tot 144 - 146 MHz. Daarna volgde een eindtrapje met een EC 92.

De zender kon zowel AM als FM gemoduleerd worden. Aan de VFO moest bijzondere aandacht worden besteed; de basisfrequentie was 12 MHz en iedere frequentieafwijking werd met een factor 12 vermenigvuldigd. Nu werden er geen specifieke eisen aan de stabiliteit gesteld - de machtigingsvoorwaarden spraken van “voldoen aan de stand der techniek” maar het was je eer te na wanneer je signaal tijdens een verbinding weg zwabberde. Deze VFO - met buizen, een EF80 en een ECC82 - was van een andere zendamateur gekregen en had bewezen stabiel genoeg te zijn. Om voldoende stabiliteit te handhaven was het apparaat geheel in piepschuim ingepakt en de gloeidraden bleven dag en nacht aan....

De zender was keurig opgebouwd in compartimenten van aan elkaar gesoldeerde printplaat met een frontplaat van 3 mm dik aluminium. De standaardhoogte was 22 cm: gemonteerd in een rek met houten latjes van 2 cm dikte bleef dan 18 cm “bouwhoogte” voor de schakeling over: een systeem dat ik nog jaren lang heb gevolgd. De zender is inmiddels gesloopt: ik heb alleen nog een foto van de opstelling in het eerste station.

De antenne is een verhaal apart: de eerste uitzendingen vonden plaats met een enkele dipool. Verbindingen werden gemaakt tot 20 km in de omtrek. Later werd een 10 elements yagi-antenne aangeschaft, draaibaar opgesteld. De antenne was de z.g.n. “VERON-beam”. Die werd door de VERON als bouwpakket ontwikkeld en beschikbaar gesteld en was erg populair. Zie voor de constructiegegevens deze link

De ontvanger was een zelfbouw project, met de naam “O-2000”. Verwijzingen naar het jaar 2000 waren toen erg “in”. In de “2000-serie” is een aantal projecten gebouwd, zoals een stuurzender en een eindtrap. De ontvanger wordt apart beschreven: zie onder “De ontvanger O-2000”.

Verklaring van bevoegdheid

Machtiging voor aanleg en gebruik

Goedkeuring plaats van opstelling

Goedkeuring zendinstallatie