POLITOEREN
Dit stuk beschrijft hoe ik radiokasten opnieuw van een laklaag voorzie, inclusief de voor- en nabewerking. De gebruikte methode noem ik “politoeren”.
Voor alle duidelijkheid, politoeren betekent in letterlijk zin “glanzend maken”. In de praktijk is het begrip politoeren verbonden aan het opbrengen van een (glanzende) laklaag bestaande uit schellak.
Schellak is een natuurlijk, niet giftig product. Voor wat betreft het gebruik voor radiokasten is het al heel lang (eind jaren twintig?) verdrongen door fabrieksmatig veel sneller op te brengen celluloselakken, vanaf eind jaren vijftig ook door andere, op polymeren en kunststoffen gebaseerde laksoorten. Schellakvernis bestaat uit schilfers die moeten worden opgelost in ethanol. Deze vloeistof wordt opgebracht met een z.g.n. dot of een kwast. De ethanol verdampt en de schellak vormt een harde laag.
Na een aantal meer of minder geslaagde werkzaamheden met diverse laksoorten ben ik overgegaan op schellakvernis ofwel politoeren. Dit betekent zeer zeker niet dat ik een deskundige ben op dit gebied.
Voor een gedegen uitleg over politoeren zie de website: www.politoeren.com. Via deze site kun je ook de benodigde materialen kopen. Met enige regelmaat is het bedrijf achter deze site te vinden op de Ruilbeurzen van de NVHR.
Voor je kunt gaan politoeren is er echter een aantal bewerkingen noodzakelijk, zie hierna.
De voorbewerking; oude lak verwijderen.
Kijk nu eerst goed naar de oude lak. Hoewel het lijkt of alle radio’s bruin zijn, zijn er vele kleurstellingen. Lak heeft de neiging te vergelen, wat soms hele warme tinten oplevert, maar dit is niet de originele kleur. Achter knoppen, sierstrippen en dergelijke verborgen plaatsen komt bijna altijd een aanmerkelijk donkere tint te voorschijn. Zo heb ik ooit een Philips 695A in een veel te lichte kleur overgelakt, uitsluitend afgaande op de verkleurde bovenzijde.
Verder moet je er op letten of de lak dekkend is of niet. Bij dekkende lak is de tekening van het onderliggende fineer niet of nauwelijks zichtbaar. Ik noem dit type 1. Bij niet dekkende lak is de tekening in het hout goed tot redelijk goed zichtbaar, hetgeen doorgaans ook de bedoeling van de ontwerper was. Dit noem ik type 2. Om het nog ingewikkelder te maken, er zijn ook mengvormen.
Dit is een cruciaal onderscheid. In het eerste geval moeten we gekleurde schellakvernis maken, in het tweede geval kunnen we blanke schellakvernis gebruiken en moeten we de ondergrond op kleur brengen.
Zo heb ik zelf hardnekkig geprobeerd de bovenkant van een Erres KY466 met waterbeits dekkend te krijgen, en daar veel van geleerd...
Soms combineer ik beide technieken (eerst gekleurde lak en afwerken met blanke schellak)
Hoe slechter de oorspronkelijke laklaag hoe beter. Klinkt misschien vreemd, maar heeft alles te maken met het verwijderen ervan. Goed gehechte lak moet worden verwijderd met “Afbijt zonder spoelen” wat een vies maar effectief werkje is. Los zittende lak kan worden verwijderd met de “schraapmethode”. Hiervoor gebruik ik een scherp hobbymes of een scherpe beitel. De beweging die je hiermee maakt is niet steken maar trekken/schrapen. Dit vergt wat oefening maar dan kun je oude lak perfect en schoon verwijderen. Houdt je gereedschap scherp door regelmatig “wetten” op een wetsteen. Zie de foto's hiernaast. Hoe scherper de punt van de beitel hoe beter. Ga niet schuren en zeker niet machinaal; de onderliggende fineerlaag is zeer dun. Controleer goed of er geen lakresten zijn achtergebleven, die geven straks kleurverschil.
Poriën vullen.
De nu kale ondergrond heeft een houtnerf structuur. Als je goed kijkt zie dat het geen effen oppervlak is maar dat er (meestal) donkere puntjes en nerven in zitten. Dit zijn de poriën van het hout, het zijn een soort putjes die gevuld moeten worden vóór je begint met lakken. Doe je dat niet, dan merk je dat je héél veel lagen schellakvernis op moet brengen voor deze gevuld zijn...
Dit geldt trouwens voor elke soort lak, behalve als je die in één dikke laag op weet te brengen.
Poriën vullen doe je met een propje linnen - een soort kleine politoerdot - gedrenkt in ethanol. Op het werkstuk strooi je wat zeer fijn puimsteenpoeder in een kleur die ongeveer overeenkomt met de ondergrond. Door wrijven ontstaat een soort smurrie bestaande uit puimsteenpoeder en houtstof. Deze smurrie vult de poriën op. Ik vind het een wat moeizaam proces waardoor de neiging bestaat het achterwege te laten. De tijd die ik hiermee bespaar ben ik doorgaans later weer kwijt door het vlakschuren van de laklaag.
Ik gebruik meestal “Sanding Sealer” om het werk te fixeren. Lees hiervoor de beschrijving op politoeren.com. Het kan ook zonder, maar dat geeft extra werk.
Op kleur brengen
Zelfs bij lak van type 2 moet de nu kale ondergrond doorgaans op kleur gebracht worden. De meeste doorzichtige lakken waren toch enigszins gekleurd en werden op een blanke ondergrond aangebracht. Dit kleuren doe ik met waterbeits.
Bij lak van type 1 heeft het kleuren van de ondergrond met waterbeits weinig zin. Hoeveel je er ook opbrengt, dekkend wordt het nooit en na politoeren met blanke schellak krijg je een heel vlekkerige ondergrond. Hier moet de schellak zelf worden gekleurd en hiervoor heb je in alcohol oplosbare beits nodig.
Er is dus een fundamenteel verschil tussen waterbeits en alcoholbeits en het gebruik ervan!
Ik gebruik waterbeits van het merk “Clou”. Dit is verkrijgbaar in vele kleuren. Het meest gebruik ik Noten Licht 166, Noten Middel 167 en Kersen 171. Dit laatste geeft wat meer geel in de bruine kleur en maakt het bruin wat warmer (en lijkt dus meer op de vergeelde oude lak). Geheimtip: een mengsel van 1 deel 166, 1 deel 171 en ¼ deel 167. Opbrengen met een propje papier wat je stevig over de ondergrond wrijft.
Ik gebruik ook hier weer “Sanding Sealer”. Als alles goed is gegaan hebben we nu een gladde ondergrond in de goede kleur en kunnen we gaan politoeren.
Voor in alcohol oplosbare kleurstof gebruik ik de zakjes van het merk “Fiori”, verkregen bij politoeren.com. Hiervan los ik een deel op in pakweg 50 ml alcohol. Hiermee maak ik een kleurstaal op een qua kleur vergelijkbare ondergrond. Een beetje mengen met kleuren en hoeveelheden waarna ik schellakschilfers toevoeg om politoervernis te maken. Dit moet je toch wel een beetje oefenen, maak daarom nooit te grote hoeveelheden. Opbrengen met een politoerdot of kwastje. Onnodig te zeggen dat hiervoor een aparte dot gebruikt moet worden en niet de dot waarmee je blanke schellakvernis opbrengt.
Politoeren.
Hieronder beschrijf ik alleen mijn eigen politoerpraktijk, die iets afwijkt van het “formele” proces.
Ik gebruik namelijk géén olie bij het politoeren. Dit heeft als consequentie dat je vrij snel merkt dat het oppervlak opdroogt en dat de dot weer in zijn potje moet. Een (half) uurtje later kun je weer verder.
Politoerolie moet namelijk worden verwijderd en dat is een delicaat proces. Ook wilde het wel eens voorkomen dat de olie niet aan het oppervlak kwam drijven en “tussenlaagjes” vormde. Wil je wel olie gebruiken, breng dan eerst een paar lagen schellak op zonder olie. De olie trekt dan niet in de fineerlaag en beïnvloedt de kleur van de ondergrond dan ook niet.
Mijn favoriete schellakmengsel is 240 gram/liter waaraan 10 tot 15 gram/liter Sandarak is toegevoegd. Ik kort dit af als “schellak 240/10” of bij andere verhoudingen b.v. 150/10.
Sandarak maakt de politoervernis harder en dat is geen overbodige luxe.
Ik gebruik voor het aanmaken en verwerken van die handige wegwerp drinkflesjes met zo’n afsluitbare dop. Hierin kun je een halve liter schellak aanmaken, maar ik maak nooit meer aan dan 200 ml per keer.
Eenmaal aangemaakte schellakvernis is niet onbeperkt houdbaar, hoe verser hoe beter.
Het maken van de politoerdot. Omdat ik geen olie gebruik wijkt dit wat af van de “formele” methode. Ik neem een prop poetskatoen en bindt hierom heen een stuk politoerlinnen stevig vast.
De dot stop ik in een potje en doe er een scheut ethanol bij. De dot moet door en door vochtig zijn.
Daarna vanuit het flesje wat schellak op de dot en draai een paar proefrondjes (niet op het werkstuk!). Herhaal dit een paar maal tot het lekker smeert.
Je kunt nu aan de slag. Als het stroef wordt, ophouden, wegzetten en wat anders gaan doen. Als de dot na verloop van tijd wat droog wordt, bevochtig hem dan met ethanol.
Na verloop van tijd heb je een circa 1 tot 2 mm dikke laag opgebracht. Laat dit zo lang mogelijk uitharden, minimaal een week. Bij voorkeur enkele weken, in de tussentijd repareer ik het binnenwerk van het toestel. Het oppervlak is waarschijnlijk niet spiegelglad, je ziet wat “draaisporen”, niet geheel opgevulde poriën en dergelijke. Dit corrigeren we bij de nabewerking.
Nabewerking
Ik gebruik hiervoor polijstpapier korrel 1000 en korrel 2500. Gebruik een schuurblokje om mooi vlak te kunnen polijsten. Breng wat water op - schellak kan tegen water - en begin. Het afgenomen materiaal heeft een witte of bruine kleur. Je krijgt nu een egaal, maar dof oppervlak. Kuiltjes, niet gevulde poriën, e.d. zie je als glanzende stukjes. Ga verder tot een zo egaal mogelijk oppervlak.
De volgende stap is polijsten met korrel 2500. (i.p.v. 1000 en 2500 kan b.v. 1500 en 2000 ook)
De laatste stap is het weer glanzend maken van het oppervlak. Hiervoor gebruik ik “Uitklaarpolitoer”
Met zachte, herhaal zachte, doek opbrengen en uitwrijven tot hoogglans ontstaat. het kan zijn, dat als het polijsten niet goed is uitgevoerd, er microscopisch kleine krasjes zichtbaar blijven. Hoe beter (langer) gepolijst, hoe beter resultaat. Het is moeilijk en bijna onmogelijk om slecht polijstwerk te compenseren met uitklaarpolitoer.
Deze laatste bewerking kan ook met Commandant Cleaner 4, maar ik heb het idee dat dit de schellak al dan niet tijdelijk zachter maakt. Zolang dat niet zeker is gebruik ik in elk geval voor de bovenkanten Uitklaarpolitoer. Deze behandeling kan herhaald worden als het oppervlak om welke reden dan ook weer wat dof wordt.
Als het goed is kun je nu het binnenwerk weer installeren.
Meest voorkomende fouten:
Niet al mijn gelakte/gepolitoerde radio’s zijn perfect, maar kritisch rondkijkend op beurzen en tentoonstellingen zie ik het volgende:
- beter werk dan het mijne, eerlijk is eerlijk, soms moet het ook hier wel eens te snel af..
- oude laklaag niet volledig verwijderd en zichtbaar onder de nieuwe.
- poriën niet goed gevuld.
- niet glad afgewerkt, onregelmatig oppervlak
- verkeerde kleur/ondergrond. Doorzichtige lak gebruikt waar dekkend nodig was.
- blanke lak gewoon over de oude laklaag heen.
Epiloog: de beste methode is paradoxaal genoeg niet opnieuw lakken. Oude lak is vaak alleen maar erg vuil. Dit vuil heeft zich dan genesteld in een door de tijd ruw geworden oppervlak. Schoonmaken en polijsten (Commandant Cleaner no 4) heeft vaak een wonderbare uitwerking. Ook gebruik van “Polish Reviver”, Krashersteller en zelfs poetsen met “Uitklaarpolitoer” kan verrassende resultaten geven, maar altijd eerst proberen op een wat minder zichtbaar plekje. Soms moet je een krasje of een vlekje accepteren. Niet al mijn radio’s zijn perfect..
Houd er verder rekening mee dat schellak niet zo hard is als celluloselak. Door toevoeging van “Sandarak” wordt dit beter. Na een verhuizing waarbij meerdere radio’s gestapeld moesten worden waren afdrukken van pootjes en noppenfolie zichtbaar. Dat is een nadeel. Voordeel is dat beschadigingen relatief eenvoudig zijn te herstellen.
Veel succes en al doende leert men.
v.l.n.r: Sandingsealer, ethanol, schellakvernis, dot, potje met ethanol (schoonmaken kwastje), waterbeits, uitklaarpolitoer. Plat kwastje
versie 1, mei 2018