De Communicator met volwaardig antennesysteem Bron: Helmut Slawik?

De Communicator met ballonantenne Bron: onbekend

Aankondiging verkoop Communicator

Na de ondergang van de Mi Amigo op 21 maart 1980 was het stil op de Noordzee, althans op het Britse deel er van. Het zeezender tijdperk leek voorgoed voorbij en groot was dus de verbazing toen Radio Caroline in augustus 1984 “uit het niets”opnieuw in de lucht kwam. 

Intussen was er een min of meer onopvallend, een ander project gestart. Geïnspireerd door het gegeven dat de Ierse overheid nauwelijks optrad tegen het toenemend aantal succesvolle landpiraten, werd er van uitgegaan dat een zender op zee ook wel gedoogd zou worden. Een van de betrokkenen, John Kenning, benaderde de Amerikaanse zakenman Roy Lindau van “Media Music Radio” (MMI) die aanvankelijk erg sceptisch was. Enige tijd later slaagde hij er in samen met Paul Hodge - betrokken bij eerdere pogingen Radio Caroline weer terug in de lucht te brengen - de wat geheimzinnige Ierse zakenman Philip Smyth er van te overtuigen dat ze genoeg reclame zendtijd aan internationale bedrijven konden verkopen om een zeezenderproject levensvatbaar te maken. Dit ondanks het gegeven dat hierbij de mazen van de wet wel erg ver opgezocht moesten worden en gehoopt werd op een enigszins gedogende houding van de Britse en Ierse Autoriteiten. 

Het plan was om twee stations vanaf één schip in de lucht te brengen: maar het werd er uiteindelijk één: “Laser". Later meer specifiek "Laser 558" en "Laser Hot Hits". 

Er werd een schip gevonden: het (voormalige) onderzoeksschip “Gardline Seeker” van 480 BRT, 60 meter lang , gebouwd in 1955 op een Duitse werf en eigendom van “Gardline Services” . Als vrachtschip voer het onder de namen  “Tananger” en “Charterer”. Nadat de koop gesloten was voer het op eigen kracht naar een werf in Port Everglade in de V.S. voor groot onderhoud aan o.m. de romp en ombouw tot zendschip.

Inmiddels eigendom van "Deka Overseas Ltd” werd ze herdoopt in “Communicator” en geregistreerd in Panama.

Bij de ombouw tot zendschip ontstond al direct verschil van mening tussen Paul Rusling (die het project technisch begeleidde) en de Amerikanen die er op stonden dat in plaats van een conventioneel antennesysteem een draadantenne aan een met helium gevulde ballon werd gebruikt. Zo iets zou in 1962 met succes zijn gebruikt door de “Voice of America” vanaf het in de Middellandse zee liggende schip “Courier”. Aan boord verder 2 stuks 25 kiloWatt type T25A zenders van het merk CSI (Sintronics - eind jaren tachtig failliet gegaan) die onderling gekoppeld konden worden.

Daarna vertrok het schip in november 1983 naar Ierland, met aan boord een volledig team Amerikaanse D.J.’s.  Na een kort verblijf in de haven van New Ross zette het koers naar de Thamesmonding - de favoriete ankerplek voor zeezenders - en kwam daar op 22 december - net voor Kerstmis - aan. Een rustige kerst was de opvarenden niet gegund: slecht weer noodzaakte het schip een andere positie te zoeken - in de buurt van de “Ross Revenge”, het schip van Radio Caroline.

Nu zou project eindelijk van start gaan: op 19 januari zou de eerste test met de met helium gevulde ballon-antenne plaatsvinden. De gekozen frequentie was 729 kHz, 411 meter. De antenne werd bevestigd aan het nylon koord waarmee de ballon werd opgelaten. Toen het vermogen werd opgevoerd smolt het nylon koord ten gevolge van door de hoge stroom aan het eind van de antenne (te korte antenne?) en verdween de ballon richting vasteland..

De tweede proef twee dagen later met de reserveballon was meer succesvol. Met een antennelengte van 350 voet (circa 105 meter - bijna 1/4 golf) werden ontvangstrapporten ontvangen uit Ierland, Engeland en vanaf het Europese continent. De volgende dag brak na een storm de kabel, de ballon vloog weg en opnieuw was het station uit de lucht.

De Amerikaanse technici trokken de conclusie dat dit systeem ongeschikt was voor het ruwe weer op de Noordzee. Door deze mislukking weigerde de financier, Philip Smyth, nog langer geld in het project te steken. Tot overmaat van ramp gooide ook de Amerikaanse eigenaar de handdoek in de ring en dreigde het project voortijdig door gedwongen verkoop in een Britse haven te eindigen.

Paul Rusling liet zich niet verslaan, monteerde tussen de beide masten van het schip een provisorische T-antenne en zette in februari de proefuitzendingen voort, met als bedoeling de financier en potentiële adverteerders er van te overtuigen dat het station levensvatbaar en populair bij luisteraars was. Philip Smyth was overtuigd en was bereid een effectief en permanent antennesysteem op de Communicator te financieren.

Het antennesysteem werd op het land voorbereid ondanks waarschuwingen dat dit wel eens in strijd met de wet zou kunnen zijn. De autoriteiten kregen er lucht van en namen midden maart de hele zaak in beslag met een beroep op de Marine etc. Broadcasting (Offences) Act 1967) afgekort M.O.A. Daarna werden op wat meer heimelijke wijze onderdelen voor de beide masten aan boord gebracht en ter plekke geassembleerd: een bewonderenswaardige klus die ongeveer 2 weken in beslag nam (begunstigd door rustig weer)

Er werden twee 70 meter hoge masten geplaatst met een L - antenne ertussen. Het was een efficient maar in de praktijk kwetsbaar antennesysteem: de voorste mast brak in februari 1985 en opnieuw in april 1985 voor een deel af. Daarna bleef het systeem geruime tijd stabiel.

De eerste testuitzending was op 6 mei 1984, op een frequentie van 558 kHz, en na iets meer dan twee weken, op 24 mei gingen de normale uitzendingen van start inclusief een nieuwsbulletin op elk heel uur.

Na 6 maanden van vallen en opstaan kon eindelijk een serieuze poging worden gewaagd het station rendabel te krijgen, en dat voor de kust van een land waar elke medewerking er aan strafbaar was! Laser werd al snel populair. De programma’s werden in een vlotte Amerikaanse stijl gepresenteerd en waren een mix van nieuwe muziek en “oldies”. Het geluid klonk wel altijd wat “opgeklopt”, maar heel herkenbaar.

Eind 1984 zouden er 5 miljoen geregelde luisteraars zijn en door het grote bereik van de zender - 22 kW met een goed antennesysteem en de gunstige frequentie van 558 kHz - konden problemen niet lang uitblijven.

Die kwamen er dan ook, op verschillende manieren.

Allereerst, het station trok luisteraars weg bij “Capital Radio” in London, andere lokale ILR (Independant Local Radio) stations met name in Kent en Essex en, het meest bedreigend voor de gevestigde orde, van BBC “Radio One”, indertijd opgezet als vervanging van de zeezenders.

Vervolgens, klachten uit Ierland, over storing op de naastgelegen frequentie van 549 kHz. Niet in Ierland zelf, maar in het oosten van Engeland waar veel Ieren kennelijk naar de RTE luisterden.

Ook was de frequentie 558 kHz inmiddels toegewezen aan het in 1985 te starten BBC Radio Essex.

Het gegeven dat op Laser ondanks de populariteit van de zender nauwelijks reclameboodschappen te horen waren terwijl geschat werd dat het in de lucht houden van het station zeker £15,000 per week zou kosten, was voor de autoriteiten aanleiding om eens uit te zoeken waar die geld- en goederenstroom dan toch vandaan kwam en deze indien mogelijk te blokkeren. Ofschoon het verboden was het schip te bevoorraden leek er aanvankelijk nergens gebrek aan te bestaan; iets wat dus verdacht was. Ook de pers besteedde aandacht aan de zaak, en uiteindelijk kwam ook de betrokkenheid van Philip Smyth aan het licht. (De Amerikaanse technicus die was gearresteerd bij de in beslagname van het eerste antenneproject had een brief met instructie van Smyth bij zich)

Ondanks geldzorgen, 2 mastbreuken in het voorjaar van 1985, generatorproblemen en tekorten aan bevoorrading - de gebruikelijke zeezendersores - haalde het station zijn eerste verjaardag: 7 mei 1985.

Het ter gelegenheid daarvan georganiseerde feest in het Hippodrome in Londen ging niet door: de eigenaar werd bedreigd met vervolging in het kader van de M.O.A. Het tekent de kantelende houding van de Britse autoriteiten v.w.b. de handhaving van de M.O.A.

De grote slag wat dat betreft kwam in augustus 1985. 

De DTI (Department of Trade and Industry) en belast met handhaving startte een operatie die bekend werd onder de naam “Eurosiege 85”: een naam die wat later door een Laser D.J. werd bedacht. (Siege = belegering, omsingeling)

Een door de DTI gecharterd bewakingsschip, de “Dioptric Surveyor”, ging voor anker nabij de “Communicator” en de nabij gelegen “Ross Revenge” met het doel alle bewegingen van en naar beide schepen in de gaten te houden, ook ’s nachts. Overtreders zouden dan bij terugkomst in de haven vervolgd kunnen worden.

De DTI verklaarde, vrij vertaald, “ zolang te blijven schaduwen als het nodig is. We willen Laser en Caroline uit de lucht halen. Als het moet hongeren we ze uit maar het liefst zien we dat ze zich overgeven”.De trend was gezet. De hele operatie, vermoedelijk in gang gezet onder druk van de Independent Broadcasting Autority (I.B.A) en de I.L.R., kostte de Britse belastingbetaler naar schatting £25,000 per maand.

Hoewel de blokkade niet volledig was, zorgde ze er wel voor dat het station het behoorlijk moeilijk kreeg. Brandstof en voorraden kwamen onregelmatig binnen, slarissen werden niet of te laat betaald, aflossing werd een probleem. De uitzendtijden werden bekort om brandstof te sparen, D.J.’s draaiden soms diensten van zes uur achter elkaar. Wat belangrijker was dat effectief onderhoud achterwege bleef: het gevolg:  generatorproblemen, antenneproblemen, bevoorradingsproblemen.

Op 5 november woedde er een zware storm op de Noordzee. Het schip raakte op drift, men kreeg het anker niet gelicht, er was vrijwel geen water en brandstof aan boord, en de kapitein besloot daarom - met behulp van het “blokkadeschip” - de haven van Harwich binnen te lopen.

Daar stonden schuldeisers en instanties in de rij om beslag te leggen en te halen wat er te halen viel. Paul Rusling, die nog geld meende te krijgen voor de uitrusting van het schip, Gardline Services, die claimde nog geld te krijgen voor de verkoop van de “Gardline Seeker”, en anderen.  Het “Department of Transport” legde het schip aan de ketting omdat het niet zeewaardig zou zijn.

Om een lang verhaal kort te maken, de “Communicator” zou pas weer de haven mogen verlaten als 1) alle openstaande schulden betaald waren en 2) als het zodanig was opgeknapt dat het weer zeewaardig was. Dat alles moest binnen een bepaalde termijn gebeuren anders zou het schip verkocht worden aan de meestbiedende om de schulden te voldoen. Om ontsnapping te voorkomen werd een wacht aan boord gestationeerd.

De Amerikaanse D.J.’s, die aan boord waren gebleven, werden ondervraagd en kregen een maand de tijd om het land te verlaten.

Einde verhaal? Nee. Er blijken in de zeezenderwereld altijd weer mensen bereid te zijn geld te steken in een schijnbaar hopeloze zaak, en dat gebeurde ook hier weer.

Na een periode van vruchteloze onderhandelingen tussen de diverse partijen werd het schip in april 1986 door de Admiralty Court Marshal (een soort rechtbank voor maritieme kwesties) geveild om tenminste nog enige financiële compensatie te verkrijgen. In tegenstelling tot de verwachting dat het schip voor de sloop zou worden verkocht, werd er nog een redelijk bedrag betaald door een partij die heel andere plannen had: een zeezender.

Na een opknapbeurt en wat afleidingsmanouvres om het werkelijke doel te verhullen begint het - tot ontsteltenis van de autoriteiten - onder de naam “Laser 576” en “Laser Hot Hits” in december 1986 met uitzenden voor de Engelse kust. (De frequentie 558 kHz was inmiddels ingepikt door Caroline). Het werd opnieuw geen succes. Feitelijk stopte Laser 567 al in april 1987. Daarna wisselde het schip geregeld van ligplaats - de Britse territoriale wateren werden uitgebreid naar 12 mijl - en plannen gemaakt om onder andere namen en op andere plekken weer in de lucht te komen. Na de gebruikelijke en te verwachten tegenslagen strandde het project uiteindelijk definitief. Losgelagen van haar ankers in een zware storm en met maar twee bemanningsleden aan boord werd de situatie onhoudbaar.

Op 3 februari 1988 liep ze opnieuw de haven van Harwich in, in slechte staat en met vrijwel geen brandstof en voorraden aan boord, nu voor de laatste keer. 

Het schip werd opgelegd, lag een tijdje vreedzaam te roesten - ontdaan van antennes en deel van de zendapparatuur - en werd in 1989 naar Lissabon versleept. Daar bleef ze een aantal jaren liggen maar in 1994 werd ze verkocht aan “Holland FM”, een legaal Nederlands radiostation. Na een opknapbeurt in IJmuiden kwam ze in aan een pier in het IJsselmeer (Trintelhaven) te liggen om op 1224 kHz te gaan uitzenden. Uiteindelijk kwam ze in Schotland terecht en werd in 2007 gesloopt.