RADIO RESTAURATIE GIDS, DEEL 1

(voortdurend in bewerking)

VOOR JE BEGINT

Kennis van radiotechniek is noodzakelijk: deze handleiding is gericht op de eigenaardigheden en problemen die je tegenkomt bij het werken met oud materiaal en veronderstelt een zekere basiskennis over de werking van de circuits.

Radiotoestellen voor algemeen gebruik waren ontworpen om hoogstens 10 jaar mee te gaan. Daarna, of meestal eerder, werd van de gebruiker verwacht dat deze overstapte op een nieuwer en vaak ook beter model. Dat betekent dat de economische levensduur vrij kort was. De technische levensduur wordt bepaald door de kwaliteit van de componenten. Die hoefde niet veel langer te zijn, maar om vroegtijdige uitval te beperken werd hier veelal een langere termijn voor genomen.

Dat betekent dat bij een toestel van 50 tot 80 jaar oud de houdbaarheidsdatum van de componenten al lang is verstreken en het eigenlijk nog een wonder is dat ze nog kunnen werken. Om een dergelijk toestel weer binnen de oorspronkelijke specificaties te laten werken is vervanging van zowat alle onderdelen noodzakelijk, wat daarmee een nieuw toestel oplevert en het oude daardoor verloren is gegaan.

Mijn persoonlijke reparatie/restauratie ethiek is als volgt:

  • Een toestel moet kunnen spelen en toonbaar (“salonfähig”) zijn.
  • Ik probeer zo min mogelijk onderdelen te vervangen en zoek een compromis tussen originaliteit en oorspronkelijke specificaties.
  • Ik leg vast wat ik met het toestel doe en vervangen onderdelen gaan als regel in een zakje achter in het toestel. Daarmee kan de oorspronkelijke toestand weer hersteld worden. Dat laatste geldt vooral voor bijzondere en/of zeldzame toestellen.
  • Heel specialistisch is het vervangen van de inhoud van defecte onderdelen met behoud van de oorspronkelijke behuizing. Kom ik meestal niet aan toe.
  • Een voorzichtige vervangingstechniek betekent soms een verhoogd risico op defecten. Laat daarom een radio nooit onbewaakt spelen, dat is trouwens hoe dan ook onverstandig.
  • Een radio moet minimaal eens per jaar - na voorzichtig opstarten - een tijdje spelen.

WAT HEB JE NODIG

Allereerst wat over het basisinstrumentarium om oude radio’s te kunnen repareren.

  • Netspanningsregelaar. Alternatief is een gloeilamp van 60 Watt in serie met de netspanning.
  • Regelbare (en liefst kortsluitvaste) gelijkspanningsvoeding (0 - 300 Volt)
  • Als aanvulling op de regelbare gelijkspanningsvoeding: hulpapparaatje om elco’s te formeren, hulpapparaatje met diverse buisvoeten om (globale) emissietesten te kunnen doen. (nog te beschrijven)
  • Transformator met verschillende gloeispanningen (meest voorkomend 4 Volt, 6,3 Volt, 12,6 Volt)
  • Universeelmeter (liefst analoog - de uitslag van de naald van de meter vertelt soms veel).
  • Een z.g.n. “megger” of isolatietester. Dit is een instrument dat kortstondig een hoge, maar relatief ongevaarlijke spanning kan leveren. Wordt o.m. gebruikt om condensatoren te testen.
  • Een (digitale) capaciteits- en liefst ook inductiemeter. Handig om capaciteit van elco’s en zelfinductie van spoelen te controleren.
  • Erg handig: een digitaal transistorradiootje voor LG, MG en korte golf. Hiermee kun je het oscillatorsignaal ontvangen en de frequentie daarvan aflezen. Ook kun je hiermee van een bepaalde zender de frequentie aflezen en kijken of de plek op de stationsnamenschaal van de te repareren radio klopt.
  • H.F. generator om middenfrequent trappen en het hoogfrequent deel van de ontvanger af te regelen.
  • Eventueel een oscilloscoop.
  • Uiteraard zijn zaken als een toongenerator, frequentiemeter, buizentester, etc. nuttig
  • Probeer een scheidingstransformator (220 volt naar 220 Volt) te bemachtigen. Zeker voor het werken met U-toestellen of televisies bijna een vereiste.
  • Vanzelfsprekend een soldeerstation met regelbare temperatuur, handig is ook een “ouderwetse” soldeerbout van pakweg 150 Watt. Ook een “mini-boutje” op b.v. 12 Volt soms handig zijn.

De volgorde van bovenstaande punten is niet geheel willekeurig en ook afhankelijk van ervaring en de eisen die je stelt. Het l.f. deel van een radio kun je bijvoorbeeld ook testen met een natte vinger op de grammofooningang; met de nodige luisterervaring heb je dan al een heel aardige indruk. Wil je echter de geluidskwaliteit tot de oorspronkelijke specificaties controleren of afregelen, dan heb je meer nodig.

OP DE WERKBANK: EEN NIEUWE OUDE RADIO

Probeer voordat je aan een toestel gaat beginnen eerst documentatie te verzamelen. Schema’s vind je onder meer bij de NVHR. Zonder documentatie gaat ervaring een extra grote rol spelen.

Steek nooit zomaar de stekker in het stopcontact: in het gunstigste geval gebeurt er niets, maar de kans is groot dat er ergens sluiting is of dat lang niet geactiveerde onderdelen bezwijken onder de plotseling aangelegde spanning. Met soms als gevolg onnodige/onherstelbare schade.

Iedere nieuwe oude radio is een “plaats delict”. Dat betekent dat je heel alert moet zijn op sporen en aanwijzingen die iets kunnen zeggen over wat de actuele toestand is en wat er in het verleden mee is gebeurd. Voorbeelden: erg stoffig, (meestal een goed teken) of juist erg schoon, (kan betekenen dat er in is gerepareerd of erger) gesoldeerd aan luidsprekerdraden, (toestel is ooit uitgebouwd), roest en oxidatie, (zijn aanwijzingen voor een lang verblijf in een vochtige schuur wat de kwaliteit niet ten goed komt.)

Wees niet verrast als de actuele situatie afwijkt van het schema, bijvoorbeeld bij een net iets ander model. Houd er ook rekening mee dat er soms echte fouten in de radio zitten ten gevolge van eerdere reparaties. Soms is er regelrecht prutswerk aan te treffen, of “verbeteringen”.

Buizen/lampen op de goede plek? Welke missen er? Netspanning goed ingesteld?

Heel belangrijk: (verse) sporen van houtworm in de kast, zo ja dan in quarantaine. Neem hiervoor een plastic zak, doe het toestel er in, spuit er insectenspray in en sluit hem goed af.

PLAN VAN AANPAK

Bij het controleren en repareren van radio’s kan het handig zijn het toestel op te splitsen in verschillende operationele onderdelen.

  • Het primaire stroomcircuit: dat is het deel wat met het elektriciteitsnet is verbonden. Bij U-toestellen het deel tot de gelijkrichter.
  • Het secundaire hoogspanningscircuit: dat is het deel dat de voedingsspanning van de buizen verzorgd, vanaf de secundaire van de voedingstrafo. Bij U-toestellen het deel vanaf de gelijkrichter.
  • Het secundaire laagspanningscircuit: dat is het deel dat de gloeistroom van de buizen verzorgd. Bij U-toestellen is dit een onderdeel van het secundaire hoogspanningscircuit.
  • Het hoogfrequent circuit: Antenne- en ingangskringen, oscillatorkringen, middenfrequent kringen.
  • Overige circuits: toonregeling, tegenkoppeling, automatische versterkingsregeling (AVR), etc.

Zelf werk ik volgens deze methode en altijd van achteren naar voren, d.w.z. eerst het primaire stroomcircuit en als laatste het hoogfrequent circuit.

HET BEGIN

Toestel uitkasten. De kast, achterwand, serviceluikje, e.d. is een apart traject. De werkzaamheden hieraan noem ik in de reparatieverslagen “Reparaties Uitwendig”. Het electronische deel, chassis en onderdelen noem ik “Reparaties Inwendig”. Alles schoonmaken en goed letten op verdachte situaties. Vergeet niet te noteren hoe de dingen weer in elkaar moeten worden gezet en bewaar schroefjes, veertjes, e.d. goed. Neem foto’s

Verwijder de buizen/lampen uit het toestel. Maak vooral de topaansluitingen heel, heel voorzichtig los.

AAN DE SLAG

Het primaire stroomcircuit

Kritische punten: de netschakelaar, de spanningscarrousel, zekeringen, zekeringhouders, netsnoer. Netschakelaars maken vaak slecht contact. Schoonmaken met contact-spray. Alle andere onderdelen van dit circuit controleren. Contacten reinigen met staalwol, borsteltje o.i.d. Netsnoer controleren op breuken en sluiting.

  • Defecte zekeringen zijn een aanwijzing voor een probleem elders.
  • Netspanningskeuze alvast op 240 Volt zetten.
  • Isolatieweerstand t.o.v. chassis controleren. Moet liefst meer dan 10 MOhm zijn. Een te lage isolatiewaarde kan tot gevolg hebben dat de aardlekschakelaar uitschakelt zodra het chassis met aarde wordt verbonden.
  • Lichtnetantenne: in de jaren dertig was het niet ongebruikelijk om het electriciteitsnet als antenne te gebruiken. Dan is de antenne ingang van het toestel via een condensator verbonden met een van de draden van het primaire stroomcircuit. Het is een relatief kleine condensator die zelden lek is, maar loskoppelen verdient de voorkeur.

Het primaire stroomcircuit testen we nu met de universeelmeter. De (gelijkstroom)weerstand hoort zo rond de 50 tot 100 Ohm te liggen.

Het secundaire hoogspanningscircuit.

Dit circuit omvat een groot deel van de radio Kritische punten: bijna alle wat grotere condensatoren, sommige weerstanden, electrolytische condensatoren in de voeding, Zie het “Standaard Schema” (nog niet aanwezig)

  • Voedingstrafo, uitgangstrafo, smoorspoelen en de bekrachtigingswikkeling van de luidspreker doormeten met de universeelmeter. De gelijkstroomweerstand kan soms wel tot1000 Ohm bedragen. soms lijken ze onderbroken maar kunnen nog gerepareerd worden. Zie  "De Hoogspannings Reparatiemethode" (klik op het woord)
  • De ratelcondensator(en). Deze dienen om hoogfrequent storingen die via het lichtnet binnenkomen kort te sluiten. Ze bevinden zich op een plek waar ze een hoge wisselspanning te verwerken krijgen en doorslag kan fataal zijn voor de voedingstrafo. Testen met de megger (600 Volt). Moeten een isolatieweerstand van minimaal 50 MOhm hebben.
  • Loskoppelen is ook een optie, het effect ervan is beperkt. Een extern netfilter werkt beter.
  • De elco’s voor de afvlakking van de hoogspanning: aansluitingen losnemen en opnieuw formeren. Beginnen met lage spanning en geleidelijk opvoeren. Dit proces neemt enige tijd in beslag (soms een paar uur). Na het formeren om veiligheidsredenen ontladen via een weerstand en de capaciteit nameten. Oude elco’s zijn soms verrassend goed, maar kunnen ook verdroogd zijn en hun capaciteit hebben verloren.
  • De elco’s voor de afvlakking van de voedingsspanning vormen samen met een weerstand, een smoorspoel of de bekrachtigingsspoel van de luidspreker een filter. De eerste elco heeft het meest te lijden en is vaak slechter dan de tweede.
  • Eventueel vervangen of overbruggen door nieuwe exemplaren.
  • Let op: de hoogspanning in oudere radio's is vaak hoger dan 250 Volt, soms wel 350 Volt. Ook gebeurt het, dat de gelijkrichterlamp eerder op temperatuur is dan de rest van de lampen, waardoor de hoogspanning tijdelijk flink op kan lopen. Houdt rekening met waarden tot soms wel meer dan 500 Volt. Een standaardelco van 350 Volt kan hier niet altijd tegen, kies een hogere waarde.
  • Tussen de anode van de l.f. eindbuis en aarde bevindt zich vak de z.g.n. “Boucherot” condensator. Zit op een kritische plek: doorslag geeft een grote stroom in de uitgangstrafo met vaak fatale gevolgen als niet snel wordt ingegrepen. Soms is deze condensator niet met aarde verbonden maar met de plus van de hoogspanningsvoeding wat hetzelfde effect heeft maar de kans op doorslag vermindert en in ieder geval de gevolgen voor de uitgangstrafo beperkt.
  • Soms zit er nog ergens een extra elco in het hoogspanningscircuit. Controleer deze ook.
  • Parallel aan de kathodeweerstand van de eindbuis zit ook vaak een elco. Meestal is deze verdroogd, nieuw exemplaar parallel zetten.
  • Weerstanden: zijn meestal wel in orde, maar met name hoogohmige exemplaren willen nog wel eens verlopen zijn. Probleemgevallen zijn meestal de weerstanden rondom het afstemoog, en de schermroosterweerstanden van mengbuis en m.f. versterker. Algemeen: controleren op oververhitting en beschadiging en nameten.
  • Condensatoren zijn bijna altijd problematisch. De “teerknollen” en de “Wima-C’s” zijn berucht. Door veroudering gaan lekstromen optreden: dit betekent dat er a.h.w. een weerstand parallel aan de condensator komt te staan. Ook kan de door veroudering de doorslagspanning aanzienlijk lager worden dan op de condensator staat aangegeven. Het verouderingsproces is mede afhankelijk van waar het toestel heeft gestaan, droog en koel op een zolder of in een vochtige schuur.
  • De koppelcondensator tussen de anode van de laagfrequent voorversterker en het stuurrooster van de eindbuis. Dit is een hoogohmig circuit waardoor een (positieve) spanningsverhoging t.g.v. een lekweerstand al snel optreedt. Bovendien heeft dit direct grote gevolgen omdat het stuurrooster van een buis erg gevoelig is voor heeft spanningsveranderingen. In dit geval zal een positieve stuurroosterspanning een grote anodestroom tot gevolg hebben. Gevolg: het geluid wordt slecht, de buis slijt sneller, de uitgangstrafo wordt te warm, de voeding wordt extra belast.
  • De lekweerstand moet minimaal 50 MOhm bedragen. Kun je dit niet meten of is deze lager, zet dan een nieuwe condensator in serie met de koppelcondensator of vervang deze.
  • Ontkoppelcondensatoren in de rest van het hoogspanningscircuit, meestal 0,1 uF, testen met hoogspanning en eventueel vervangen. Een lekweerstand van minder dan 1 MOhm wordt al twijfelachtig.
  • Condensatoren in het AVR circuit: meestal tussen 0,05 en 0,1 uF. Zitten ook in hoogohmige circuits. Testen met hoogspanning of de spanning die op de condensator staat aangegeven levert meestal te lage waarden op van b.v. 500 kOhm tot 1 MOhm. Meten met de analoge universeelmeter (meetspanning circa 3 Volt) levert vaak aanzienlijk hogere waarden op. De lekweerstand is deels spanningsafhankelijk en omdat de AVR spanning in dezelfde orde van grootte als de meetspanning ligt zouden ze niet vervangen hoeven worden. Vervangen kan ook nog als het toestel speelt en gereed is.
  • Nog niet genoemde onderdelen: controleren op beschadiging en steekproefsgewijs doormeten.

We kunnen nu het secundaire hoogspanningscircuit “droog” testen, dat wil zeggen zonder buizen. Dit kan op twee manieren:

  • Met de regelbare hoogspanningsvoeding: verbind deze direct na de gelijkrichter met de radio. Draai de spanning langzaam op, er moet nu weinig of geen stroom lopen. Hoogstens de laadstroom van de elco’s, en andere condensatoren en de stroom door eventuele spanningsdelers. Loopt er meer stroom, dan is er ergens iets mis. Elco's met een te lage werkspanning kunnen dan gaan "spetteren".
  • Plaats de gelijkrichter en sluit de radio via de netspanningsregelaar op het net aan. Het verloop is hetzelfde als hiervoor. Let op: de hoogspanning is nu zonder buizen hoger dan met buizen omdat de radio nauwelijks stroom trekt. Regel de netspanning niet te hoog op.

Als alles in orde is kunnen we het volgende circuit testen.

Het secundaire laagspanningscircuit

Dit verzorgt omvat de gloeistroom voor de buizen en schaalverlichtingslampjes. Bij U-toestellen is dit een onderdeel van het secundaire hoogspanningscircuit. Controleer de bedrading op sluiting en onderbrekingen. Met name de fittingen van schaalverlichtingslampjes willen nog wel eens kortsluiting maken. Slechte contacten en defecte lampjes zijn eerder regel dan uitzondering.

Vaak ligt één zijde van dit circuit aan aarde (chassis) en is één van de gloeidraad aansluitingen op de buisvoet direct geaard. Bij sommige toestellen is het circuit “zwevend” uitgevoerd en via de loper van een regelbare weerstand (de “ontbrompotmeter”) aan aarde gelegd. Op deze wijze kan brom t.g.v. de gloeispanning worden uitgebalanceerd.

DE TUSSENSTAND

De radio is tot zoverre gecontroleerd en gerepareerd. Nu moeten de lampen/buizen nog gecontroleerd worden. Deze stap kan ook eerder in het proces plaatsvinden: je kunt hier ook als eerste mee beginnen.

  • Controleer aan de hand van het schema of de goede buizen aanwezig zijn. In plaats van de originele exemplaren kunnen ook equivalenten aanwezig zijn. Soms is het begrip equivalent wel heel ruim gesteld, dit kan de werking van de radio beïnvloeden.
  • Test de emissie van de lamp. Dit zegt niet alles over de lamp. Een lamp met een goede emissie kan verschrikkelijk ruisen of pruttelen. Sommige lampen met een behoorlijke emissie werken b.v. toch niet lekker op een bepaalde frequentieband. Gebruik hierbij het hulpapparaatje met diverse buisvoeten om (globale) emissietesten te kunnen doen. (nog te beschrijven).
  • Normale emissie (in een bepaalde meetsituatie - 135 Volt) is 45 tot 50 mA voor een nieuw exemplaar.Een echte buizentester is natuurlijk te prefereren.
  • Alles boven de 38 mA noem ik 100%, tussen 25 en 38 mA noem ik 60 tot 80 % en onder de 30 mA 50% of minder. De meeste gangbare buizen/lampen hebben bij deze test ongeveer dezelfde maximale emissie. Kwetsbare exemplaren met lage maximaal toelaatbare stroom test is kort of op een lagere spanning. Zo zijn de diodes van de EABC80 niet gemaakt voor grote stromen, zeker niet die met een eigen kathode. Die test ik bij 75 Volt - kort , net voldoende om de meter goed uit te laten slaan - en dan is 10 mA een hele goede waarde
  • Afgekeurde lampen niet weggooien: ze kunnen soms geregenereerd worden of ze leveren bruikbare onderdelen: de sokkel, de topaansluiting.
  • Als de lamp los in de voet zit, vastzetten met secondelijm. Loszittende topaansluiting: idem.
  • Sommige lamptypen hebben aan de buitenkant een afscherming van geleidende verf. Vaak is deze afscherming aan de rand van de sokkel verbroken. Te herstellen met geleidende lijm. “Electro Kit” van “Bison” (helaas steeds moeilijker verkrijgbaar).
  • Aansluitpennen reinigen met glasvezelborsteltje of “gumpotlood” (iets minder agressief).
  • Reinig ook de lampvoeten. Handig hiervoor is een dun borsteltje in verschillende diktes (“Etos”- tandreiniging)

Als de lampen in orde zijn of vervangen door goede, kunnen we het toestel voorzichtig opstarten. We beginnen met de laagfrequent versterker. Controleer of deze werkt. Nu zal blijken of de volumeregelaar en of de toonregelaars goed werken. Eventueel vervangen of met contactspray reinigen. Kijk uit bij het gebruik van een extra luidsprekeraansluiting achter op het toestel! In veel oude radio’s is deze aansluiting hoogohmig en spanningvoerend!

Als het laagfrequent gedeelte goed werkt, kunnen de mengbuis en de middenfrequent versterker lampen worden ingezet. Controleer de spanningen.

In sommige gevallen werkt de radio nu meteen goed, maar de kans dat er geen of een slecht geluid uitkomt is veel groter.

Daarom gaan we nu over naar:

  • Het hoogfrequent circuit: Antenne- en ingangskringen, oscillatorkringen, middenfrequent kringen.
  • Overige circuits: toonregeling, tegenkoppeling, automatische versterkingsregeling (AVR), etc.

 

EINDE VAN DEEL 1

versie 1, november 2018